Naam en Wapen van Rijsoord

(Gegevens verzameld door IJsbrand Konijnenburg)

Na diverse bronnen geraadpleegd te hebben kunnen we tot de conclusie komen dat de naam en het wapen van Rijsoord afkomstig is uit de tijd dat de Waal nog in open verbinding stond met wat nu de Noord en de Oude Maas zijn. Aannemelijk is dat er in die tijd nog getijde werking was en er langs de oevers van de Waal grienden of gorzen aanwezig waren waar rijshout groeide.

Rijsoord moet afgeleid worden van oorden, noorden of gorzen, welke hier voor de bedijking met rijs of houtgewas begroeid gevonden werd.
Bron: Stadsarchief Rotterdam

Rijshout is de verzamelnaam voor staken en tenen van veelal wilgenhout die oorspronkelijk werden geoogst in de grienden langs de rivieren en in de Biesbosch.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Rijshout

De drie takjes in het wapen zijn dus vrijwel zeker drie wilgen takjes.

Wapen van Rijsoord 

Bron: http://www.wikiwand.com/nl/Wapen_van_Rijsoord

Zuid-Holland Wapenboek Beyeren Blazoen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het wapen van Rijsoord was het wapen van de voormalige Zuid-Hollandse gemeente Rijsoord. Het wapen werd in gebruik bevestigd op 24 juli 1816 en het bleef in gebruik tot 1855, het jaar dat de gemeente deel ging uitmaken van de gemeente Ridderkerk.

Wapen van Rijsoord

Geschiedenis

Het wapen komt voor in het Wapenboek Beyeren (voor 1405) waarmee het tot de oudst bekende wapens behoort. Rijsoord gebruikte als heerlijkheid al het wapen, het wordt ook in het manuscript Beelaerts van Blokland genoemd en ook in een overzicht geschreven door Jacob van der Eyk in 1628, dat in 1816 als gemeentewapen werd toegekend. Ook de gemeente Strevelshoek dat in 1845 bij de gemeente gevoegd werd, gebruikte in het wapen de rijsttakken, ook die waren afkomstig uit het heerlijkheidswapen omdat Strevelshoek ook tot de heerlijkheid Rijsoord behoorde.

Blazoen

Van sabel, beladen met 3 rijsttakken van zilver. De officiële beschrijving luidde als volgt:

Het schild is geheel zwart van kleur met daarop drie zilveren rijsttakken, overigens zijn het geen rijsttakken. De takken staan naar boven gericht. In de schildvoet staat er een met schuin er boven aan weerszijden de andere twee takken.

Wapenboek Beyeren

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Wapenboek_Beyeren

Pagina 43 Jacob van Rijsoird († 1429/30)

Wapenboek

Rijsoort

Bron: http://www.ngw.nl/heraldrywiki/index.php?title=Rijsoort

Oorsprong/verklaring
Het is een duidelijk sprekend wapen, met drie uitlopende takken, in de omschrijving onjuist rijst genoemd… Het is gelijk aan het oude heerlijkheidswapen en werd in het Manuscript Beelaerts van Blokland als zodanig vermeld. Het werd ook al genoemd in het overzicht van heerlijkheden rond Dordrecht door Jacob van der Eyk in 1628.

wapen bij van der Eykstempel franse tijd

Het wapen bij Van der Eyk    Stempel in de Franse Tijd

De voormalige gemeenten Rijsoord en Strevelshoek

Bron: Stadsarchief Rotterdam

Rijsoord en Strevelshoek schijnen bij de her bedijking van de Zwijndrechtse Waard nog niet, zoals de andere ambachten, als heerlijkheid uitgegeven, doch aan de graaf verbleven te zijn. Rijsoord werd in 1333 door graaf Willem III gegeven aan zijn klerk, Gerard Alewijnsz, als beloning voor zijn diensten. Hij was leengriffier onder de graven Willem III, IV en V en mocht de titel voeren van Alewijn van Rijsoirde terwijl zijn zoon Ridder werd. Bij de indijking van de Zwijndrechtse Waard werd, naar Zeeuws recht, bij grafelijke brief een zestiende deel uitgegeven, waaruit het ambacht van Rijsoorde werd gevormd. Rijsoord en Strevelshoek zijn na de bedijking van de Zwijndrechtse Waard wel als afzonderlijke heerlijkheid uitgegeven, doch naderhand lange tijd bij elkaar in hetzelfde geslacht in bezit geweest. Zij bestonden ieder op zichzelf uit een Hoofd-Ambacht en enig Volgerland. Rijsoord en Strevelshoek zijn ontstaan uit de benaming van de beide heerlijkheden. Rijsoord moet afgeleid worden van oorden, noorden of gorzen, welke hier voor de bedijking met rijs of houtgewas begroeid gevonden werd. StreveIshoek heette in 1359 Roelof Dukinx-ambacht naar Roelof Dukinc, aan wie het in dat jaar door de vorige bezitter Dirk van Oosterhout overgegeven werd. De oorsprong van de naam Strevelshoek is onbekend.

De heerlijkheden Rijsoord en Strevelshoek zijn lange tijd in het bezit geweest van het vermaarde geslacht van Rijswijk. De laatste uit dit geslacht was Vrouwe Beatrix van Rijswijk, die gehuwd was met Heer Jan Dedel. Hun dochter, Mathilde Dedel, was gehuwd met Gilles van Valkestein. Deze was eerst baljuw van Voorne, daarna ruwaard, baljuw en dijkgraaf van Putten, schout van Haarlem en hoofdkapitein binnen Goedereede. Na zijn overlijden gingen de heerlijkheden over op hun oudste zoon Gerrit van Valkestein, die ze in 1556 overdroeg aan zijn zoon Nicolaas van Valkestein, raadsheer in de Hove van Zuid-Holland. In 1593 heeft hij de heerlijkheid Rijsoord verkocht aan Matthijs van Nederhoven en de heerlijkheid Strevelshoek aan Willem de Beveren Corneliszoon. Beide heerlijkheden zijn in de achttiende eeuw in handen van anderen overgegaan. De heer van Rijsoord had recht op een zestiende gedeelte van de buitendijkse aanwassen, alsmede het recht op een Zeeuws vat wit zout, jaarlijks met de accijns daarvan, van iedere zoutkeet in de Zwijndrechtse Waard, die in geld betaald werd.

De heerlijkheid Rijsoord was begiftigd met bijzondere voorrechten, zoals de vrijdom van tollen en cijnsen en het recht van visserij in de Waal tot in de diepte van deze binnen haar rechtsgebied. In criminele en gewichtige civiele zaken behoorden Rijsoord en Strevelshoek tot den Hove van Zuid-Holland. Het gerecht van Strevelshoek bestond uit schout en drie schepenen. Het gerecht van Rijsoord bestond uit schout, twee schepenen, een waardsman, een secretaris en een bode. De beide besturen regelden ook de polderzaken. De ingaring der verponding geschiedde het ene jaar door Rijsoord en het andere jaar door Strevelshoek. Na 1795 onderging het bestuur van Rijsoord en Strevelshoek weinig verandering.
Bij resolutie van het Departementaal Bestuur van 15 augustus 1804 werd het gemeentebestuur ontbonden en drie nieuwe leden benoemd. Het reglement voor de gemeenten Rijsoord en Strevelshoek bepaalde, dat de gemeente zou worden bestuurd door drie leden, in deze gemeente woonachtig, en tegelijk fungerende als schepenen en heemraden onder de naam van Gemeentebestuur van Rijsoord en Strevelshoek. Het gemeentebestuur verkoos dadelijk, na het afleggen van de eed, een president voor de tijd van een jaar. Ieder jaar zou een keuze gedaan moeten worden. De aftredende president zou echter verkiesbaar zijn.

In hun kwaliteit als heemraden zou het gemeentebestuur “buiten deszelfs midden” voor de tijd van twee achtereenvolgende jaren een waardsman aanstellen, die tevens ook gaarder van de lage omslag was. Indien de nood zulks vorderde, legde het gemeentebestuur nieuwe plaatselijke belastingen op, “echter niet anders dan met overleg van Gecommitteerden uit deze gemeente en onder Approbatie van het Departementaal Bestuur”, alles overeenkomstig artikel 117 van het reglement voor het Departementaal Bestuur. De leden van het gemeentebestuur genoten geen vast tractement; alleen zouden zij de voordelen trekken “welke aan de posten van heemraden zijn verknogt”. Het gemeentebestuur van Rijsoord en Strevelshoek stelde op 1 november 1804 een brandkeur vast. Op overtreding van de keur stond een boete van drie gulden “ten behoeve van de schout van dezen dorpe, boven en behalven twaal stuivers voor den bode”. Tevens werd een lijst van het brandgereedschap vastgesteld: voor ieder huisgezin een lantaarn en verder een opgave van personen, die een brandemmer, een brandhaak of een ladder moesten hebben. Op 6 september 1804 werd door het Departementaal Bestuur van Holland het reglement voor de civiele rechtbank te Rijsoord en Strevelshoek vastgesteld. Het bestond uit vijf leden, die de naam van schepenen droegen. De aanstelling van schepenen geschiedde door het Departementaal Bestuur uit een nominatie van het dubbeltal te formeren “voor de eerste reize” door het gemeentebestuur en vervolgens bij alle voorvallende vacatures door de rechtbank zelf. De leder hadden vijf jaar zitting. Jaarlijks, te beginnen in 1806, trad één lid af. De schout zat aan het hoofd van de rechtbank, doch had alleen een adviserende stem.

De beëdiging van de schepenen geschiedde in handen van de schout. Zij moesten een reglement van orde voor hun vergaderingen vaststellen. De rechtbank vergaderde tenminste eenmaal per maand. Aan het college van schepenen behoorde het uitoefenen van alles, wat tot de contentieuse jurisdictie d.i. tot het rechtspreken tussen partijen behoorde. Ook had het, als van ouds, de uitoefening van de voluntaire jurisdictie d.i. het staan over transporten, hypotheken, publieke verkopingen, verhuringen, verpachtingen, enz. Alle pleidooien werden gehouden “met ontslotene deuren en ten aanhoren van een iegelijk”, tenzij het college, in bijzondere gevallen, het tegendeel, om gewichtige redenen nodig mocht oordelen. Het werd bijgestaan door de secretaris van het gemeentebestuur, die tevens schout-civiel kon zijn. Het werd bediend door de gerechtsbode, die ook in die kwaliteit bij het gemeentebestuur werkzaam was. De schout fungeerde als aanklager. In 1800 werd aan de schoolmeester en voorzanger een bedrag van fl. 155,- als tractement uit het kerkenfonds betaald. Voor het onderwijs werd wekelijks “voor diegene, welke spelden en lezen één stuiver, die schrijven twee stuivers en die schrijven en cijferen drie stuivers betaald. Door de Armbestuurders werd voor het onderwijs der minvermogenden gezorgd. Op 3 juli 1802 werd door het gemeentebestuur besloten in de “Dordrechtsche en Haarlemsche Couranten” een advertentie te plaatsen om bekend te maken, dat voortaan “binnen deze dorpe” geen kermis zou worden gehouden.

Onder het Franse bestuur waren Rijsoord, Strevelshoek, Sandelingen Ambacht en Heer Oudelands Ambacht één gemeente. Het bestuur werd gevormd door een maire, adjuncten van de maire, de municipale raad en de griffier. De maire, adjuncten van de maire en de municipale raad werden door de prefect benoemd. Na 1814 werd de samenvoeging ongedaan gemaakt. Rijsoord en Strevelshoek werden weer zelfstandige gemeenten. Door het Koninklijk Besluit van 9 oktober 1816 werd de inrichting van het bestuur van plattelandsgemeenten geregeld. Het bestuur werd gevormd door de schout, de gemeenteraad, terwijl twee leden van de raad als assessor optraden. De raadsleden werden benoemd door gedeputeerde staten; de schout werd aangesteld door de Koning. Het reglement, regelende de samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de besturen van de plattelandsgemeenten werd vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1825. Veel verandering ontstond er niet, alleen de schout werd burgemeester genoemd. Bij Koninklijk Besluit van 9 februari 1845 no. 45 werd de gemeente Strevelshoek met de gemeente Rijsoord verenigd. In 1855 werd de gemeente Rijsoord en Strevelshoek met de gemeente Ridderkerk samengevoegd.

In het archief van de gemeente Strevelshoek bevinden zich vanaf 1817 ingekomen stukken. Deze werden per jaar, chronologisch op datum en niet voorzien van een doorlopend volgnummer, bijeen gehouden. Over het jaar 1845 is slechts een register van ingekomen stukken aanwezig, dat een alfabetische klapper bezit. De stukken over dat jaar zijn voorzien van een nummer. Het register gaf een nummer van volgorde van de secretarie, terwijl tevens het nummer van verzending werd aangetekend. De uitgaande stukken werden vanaf 1822 in een correspondentieboek ingeschreven. Het archief van de gemeente Rijsoord bevat vanaf 1814 ingekomen stukken, die per jaar chronologisch op datum bijeen worden gehouden. De uitgaande stukken werden in correspondentieboeken ingeschreven. Het archief van de gemeente Rijsoord en Strevelshoek werd op dezelfde wijze als van de afzonderlijke gemeenten Rijsoord en Strevelshoek behandeld. Daar is een register van ingekomen stukken, waarin aangetekend wordt het nummer op ieder stuk vermeld en van de volgorde van de secretarie. De uitgaande stukken krijgen een nummer van verzending. Het register is voorzien van een alfabetische klapper.