B

Rezoords dialect woordenboekie

’t Rezoors      ’t Rijsoords
 
babaan
baaiebeide
baantjiebaantje
baersbaars
baggerelopen met vuile voeten
baggerlòrzelaarzen
bakbêêstontzettend groot
bakkekaaibakken kei
bakkelaaiebakkeleien, twisten, bekvechten, ruzieën, discussiëren
bakkerijebakkerijen
bakkesgezicht
bakkiekopje, bakje
bakkie doenkopje koffie drinken
ballekebalken
bang (gêên bang)angst (geen angst)
bankiebankje
banjerelopen
baonbaan
baozebazen werkgevers
barerg, slecht
bargebergen
barren dotverschrikkelijk veel, ontzettend veel
bè jeben je
beddepissers, beddezaaikerpissebedden
bedoelemebedoelen we
bedrijffiebedrijfje
bedurrevebedorven
bedurreversgrote zwarte bromvlieg
bêênebenen
bêêsiebeestje
bêêsiesbeestjes
bêêstbeest
bêêstegontzettend
begraevenisbegrafenis
behallevebehalve
bekantbijna
beklagebeklagen, medelijde
belwel
belesbolnes
bellechietelefoontje
belnêêntwel nee
benauwdbang
beneejebeneden
benôôdugheedbenodigdheden
bepaoldebepaalde
berziesbosjes, veel, grote groepen.
beschetegeschrokken
beschonkete veel gedronken
besjoergoeiendag, dag hoor, gedag zeggen
besondersbijzonders
bessteebedstee
bestijgebeklimmen
bestaotbestaat
bestrèt, bestraetbestraat
beuregebeuren
beuzig ( bin d’r beuzig van)bang, afkerig ( moet er niets van hebben)
bevôôbeldbijvoorbeeld
beweundbewoond
beweundebewoonde
bezienebenzine
bezienepompbenzinepomp
bezije, beneffeernaast
bezitbezet
bezwèrebezwaar
biebij
bietjiebeetje
bij Jaot, beljaotnatuurlijk, ja hoor, welja
bijnaombijnaam
binben
bingebinden
bin’k, binkben ik
binnezijn
binne d’rzijn er
binne hetbinnen heb
binne wezijn we
bintbent
blaereblaren
blèkblaak
blèsblaas
blevebleven
blieksoort brasem
blijjveblijven
bloeiebloeden
blombloem
blombollebloembollen
blomkôôlbloemkool
blommechiesbloemetjes
blommepapbloempap
boelveel
boereboeren
boerekôôlboerenkool
boeresteeboerderij
bolderhoofd
bonkveel
bonsemelopen jakken vervuilen
boogieboterham
bôôgertboomgaard
bôômebomen
bôônebonen
bôôñsembunzing
bôôtboot
bôôtjiesbootjes
borrechiebordje
borreltieborreltje
borsteverging
bossiebosje
bossies (in de Bossies)struiken ( tussen de struiken)
bove anbovenaan
boveneboven
bovenmisterbovenmeester
brandjiebrandje
brannetel, broennetelbrandnetel
braomebramen
braosumbrasem
brêë veertienwijde wereld, er vandoor
brêêjebrede
brêêje strètBredestraat, Rijsoordsestraat
brêêjerbreder
brèkebreken
brèndebrandde
breñgebrengen
brichieberichtje
brigbrug
broch, brochtie, brochsebracht, bracht hij, bracht ze
broeiebroeden
broekewortelstronk van een boom
brôôjebroden
buitebuiten
burregemisterburgemeester
bussebussen
butterboter
buulbuidel, portemonnee
buurprètjiebuurpraatje